Tweede deel der mengelzangen(1695)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Op de Tytelprint. Aan d'E. Heer Jonas Witzen, Sekretaris der Stad Amsterdam. Tweede deel der Mengel-zangen. Aan Iris. 1. [Die met u lacht vrij weer met acht] [Mijn ongeneugt Streckt my tot vreugd] Min en Tegenmin. De Nijd te schuwen. Oogen meer dan sterren. Wel te minnen, Wel te paren, Kan de zinnen Vreugde baren, De Boer en Koning. [De liefde kan ons verhoegen] [O Liefde gy zijt groot door u vermogen] Ydel vertrouwen. Verstant en deugd. Hulp van om hoog. [Welige boompjes u vruchten en bladeren] [Geef u bedriegelijk hert aan een ander] [Kan men niet wijs zijn en beminnen] Wyn voor de Treurige. Lof der Zangkonst. [Klimeen, ach! ider weet dat ik u min] 't Vrolijk hert een geduurige maaltijd. De Wyn is als een Slang. Wilt Vrienden zijn,, En mijd de schijn. Zielzuchten van een Boetvaardige, Hoe verder, Hoe nader. Als sy ô Minnaar u gestaag door 't weigren plaagt, Wil sy niet weten dat haar uwe min behaagt. [Laat ons de zoete Lente-tyd] Drukfauten. [Cantus en Bassus] Op de Tytelprint. Mengel-zangen, Tweede deel. [O gy die Pallas eert] [Zou men een ongetrouwe beminnen] [Ach ongelukkige] [Ik vind myn minnaar] [De Nijt die schuwt het licht] [De Starretjes glinstren] [Gelukkig wiens zinnen] [De Koningen zyn arme slaven] [De Liefde kan ons vernoegen] [O Liefde gy zijt groot] [Wie op Fortuin] [Wat baat de mensch] [Verblinde ziet &c] [Weelige boompjes] [Geef u bedrieglyk hert &c] [Kan men niet wys zyn] [Laat ons met een helder] [Aangenaame Konst] [Klimeen ach] [Laat ons altijd] ['t Wyntje dat in &c] [Woorden ziften] [Wanneer ik overweeg] [Gy vlied voor my] [Laat ons de zoete]