Tweede deel der mengelzangen(1695)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina *1r] [p. *1r] [pagina *1v] [p. *1v] Op de Tytelprint. Twee Kindertjes zyn hier van beide sex verbeeld Dewyl de zoete Jeugt in d'eelste en eerste jaren Het hert van haars gelyk ontvonkt, om eens te paren, Gelyk als zang met spel vereent, de zinnen streelt. Maar of de Minnaar hier het meest op doelt, die Kunst Die aan Apollo en de negen Zanggodinnen Werd toegeheiligt, door een speeling van de zinnen: Is slechs geen Minnaars, maar ook waardig ieders gunst. Want als Apollo, en 't bekoorlyk Negental, Zelf zich verlustigen door held're zang en snaren: Wiens ziel meent door 't Muzyk niet hemelwaarts te varen In een verheffing of een aangename val? Zie 't zoet gezelschap in haar Lust plaats dan byeen: Geen lustplaats die door 't oog de zinnen kan bekoren; Maar die door zekre soort van tovery aan d'ooren, Ons kan vervrolyken in haar aanminnigheên. Vorige Volgende