Boertige en ernstige minnezangen
(ca. 1710)–Cornelis Sweerts– Auteursrechtvrij
[pagina 71]
| |
[pagina 72]
| |
2.
Min ik u niet met ziel en met zin,
Zo straf my vry myn schoone zielsvrindin,
Of heb ik ooit ge wankelt in myn reên;
Wat baat uw toren,
Heb ik ooit andren aangebèen
Of trouw gezwooren?
3.
Waarom myn hart dan zo wreet geplaagt,
O schoone Philis, die myn ziel behaagt?
Keer in medoogen eens dien wreeden zin,
Ach! wil my geeven
Dat ik met u, myn Engelin,
Vereent mag leeven.
| |
[pagina 73]
| |
O Gy die Pallas eert Door offerhanden,
Laat Venus uw begeert In liefde branden Nu gy de
kunst met schoonheit paart, Onzachlyke
Iris, zoet van aart. Ontzachlyke I- ris,
Ontzachlyke I- ris zoet van aart.
| |
[pagina 74]
| |
2.
'k Gun u aan Pallas borst En haare gaaven,
Uwe eedle wysheits dorst naar wensch te laaven:
Maar daarom is het niet verboôn
Eens te eeren Venus mingeboôn.
3.
Een Schoone die zich paart, Is wys van zinnen,
Zy is die gaave waart, Die tracht te minnen.
Een maagt, die zich toont al te wys,
Behaalt heel zelden eer of prys.
4.
De Rede en de Natuur u zelf dit leeren.
Lucht, water, aard en vuur geen liefde ontbeeren.
Dit alles wel vereenigt, maakt
Al wat 'er is, van min geraakt.
5.
Beminnen lucht en aard, Zyn zelfs de Goden
De hemel niet zo waart Die zy ontvlooden,
Als door een schoone deze vlam
In hunne zinnen oorsprong nam?
6.
O Schoone, dubbelt schoon in 't heerlyk praalen,
Eer Venus en haar Zoon, wat moogt gy draalen.
Eer 't albezielend minnevuur,
Ai volg de Rede, volg Natuur.
K. Zweerts.
|
|