Sorella(1942)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 123] [p. 123] Rodin en Rilke Bij dageraad, eer vroegste vooglen kweelen, Aan grootschen arbeid toog, vol trotsch genot, De werker stoer, volbrengend Gods gebod, Tot de avond zeeg, doortrild van scheppingsweelde, Het aanzijn lovend om zijn eigen lot, Dan, overschouwend héél zijn volk van beelden, Wie, kalm voldaan, zijn vaderhanden streelden, Zich voelend blij hun koning en hun god. Wel moest die levengever machtloos wanen, Tot áldagstaak van ijvrig dichten manen Den zachten zanger, dien hij niet verstond, Die droeve en teedre, noode op aard gekomen, Verbannen engel, die voor hemeldroomen Had enkel 't woord, ontwijd door elken mond. Vorige Volgende