Sorella(1942)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 80] [p. 80] Zijn portret In weenend grauw, vol rouw van Allerzielen, De boomen zwart, die aan de zon geloofden, Staan arm en leeg, van zomertooi beroofden, Hun blade' in slijk verplet door wagenwielen. Zij wil, zij moet zijn beeltenis vernielen. - ‘O lieve lippen, die mijn leed verdoofden Met woord en kus en zoet mijn liefde loofden! O lief gelaat, waarop mijn tranen vielen!’ Zij knielt bij 't vuur, de roode vlammeslangen Laat zij 't portret omkronklen en verslinden, Zijn mond vol troost, zijn oogen, die haar minden. Nu, na haar dood, waarnaar zij moet verlangen, Zal oog noch hand haar zoet geheim ontwijden, Terwijl zij zweeft tot hem, waar leeft geen lijden. Vorige Volgende