Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 147] [p. 147] VII Allerzielendag Wat drijft daar zoo blank op de schuimende zee? Zijn het bloemen van vreemde kust? Zijn het meeuwen, gezweept door den storm naar de ree? Zijn het zielen, die vonden geen rust? - Geen bloesemen vreemd van een verre kust, Geen meeuwen, gezweept naar het land, Maar de zielen, die vonden in liefde geen rust Van wie stierven door eigen hand. Eens in het jaar, Allerzielendag, Drijven zij áan met den vloed, De zielen, die deden wat géen mensch mag, Om te blusschen hun liefdegloed. In den stormwind, alleen, op de grauwe rots, Staat Yvonne de Plougaël. En zij luistert naar 't ruischende golvengeklots En zij tuurt naar het vreemde spel. Haar mutsvleugels flapperen in den wind, Als de vleugelen van een meeuw. En het vliegende schuim spat haar de oogen blind En een meeuw geeft een schrillen schreeuw. - ‘Alain! Alain! voor deze éene stond Bleef ik leven dit héele jaar! Kom kussen mijn dorstenden bleeken mond En streelen mijn blauwzwart haar!’ - ‘Yvonne! Yvonne! zij houden mij vast! En als de ebbe komt moet ik mee Naar het donker paleis, waar de parel wast, In het diepste der diepe zee. [pagina 148] [p. 148] O had ik maar éens in uw armen gerust, Eer ik sprong in de ruischende zee! O had ik maar éenmaal uw lippen gekust, Nu sliep ik wellicht in vreê. Uw vader, uw broeders, zij scholden mij boud, En zij weigerden trotsch mij uw hand, Wijl ik niets dan mijn boot had, geen zilver of goud En geen dienaar, geen huis en geen land. Maar hadt ge, eer hun hoonlach mij dreef in den dood, Geweten hoe liefde brandt, Ge waart mij gevolgd in mijn arme boot En mijn hart was uw vaderland!’ Hij strekte zijn armen als vleugelen uit, Zij boog zich en helde tot hem. En de branding, die ruischte met dondergeluid En verdoofde haar schreiende stem. - ‘O nu weet ik, te laat, hoe liefde brandt! Alain, laat mij niet alleen! Kom tót mij - ik durf niet naar Doodenland, Waar zon noch maan ooit scheen.’ - ‘Ik kan niet komen, o liefste mijn! Gij moet komen tot mij, vol moed. Anders moeten wij lijden een jaar van pijn Aleer ik u weer ontmoet.’ - ‘Doe open uw armen, ik kom! ik kom! Alain, neem Yvonne mee!’ En zij sprong van de rots naar den bruidegom - Als twee leeljen ontving hen de zee. Vorige Volgende