Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] V Van Moeder en Dochter - ‘O moeder! mijn bleeke moeder! Hoe zijn er uw oogen zoo rood? Hoe buigt ge u, al moeder en moeder, De handen zoo leeg in den schoot?’ - ‘O kind! ik heb álles verloren, Wat vulde mijn leven met zang, Het goud van mijn haren als koren, Den bloeienden blos van mijn wang.’ - ‘O moeder! hoe kan 't u bedroeven? Uw schoonheid bloeide óp uit uw schoot. Wat meer kan uw liefde behoeven Dan den kus van mijn lippen zoo rood?’ - ‘O kind! ik heb ál u gegeven En ik jubelde wijl ik het kon. O ik gaf u wel meer dan mijn leven: Ik gaf u mijn vreugdezon. Nu de jaren verzilvren mijn haren, Nu verlaat mij mijn levensgenoot. O mijn lokken als korenaren! O mijn lippen als kersen rood!’ - ‘O moeder! en kon ik u geven Al het blinkende goud van mijn haar, Van mijn bleekheid uw blos doen herleven, Als een roze aan den rozelaar! [pagina 144] [p. 144] O moeder! 'k zal gaan tot mijn vader, Die daar ploegt op het herfstelijk land. Ik breng met mijn woorden hem nader, Ik leg wel uw hand in zijn hand.’ - ‘O kind! had ik meelij verworven, Mijn hart deed nog éens zoo zeer. Is éénmaal de liefde gestorven, Herleeft zij toch nimmermeer.’ Vorige Volgende