Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 126] [p. 126] LI In sneeuwwit woud gaat, donker, 't eenzaam bestje En bukt en raapt, al momplend, tak bij tak. De wind woei fel, de sneeuw ligt vol, haar zak Wordt zwaar - Een kooltje vuur in 't groene testje Tot loon straks! Kom, daar punt al 't lage dak. Haar kluisje is klein, maar toch een veilig nestje. Een komvol koffie, heet, een dampend restje, Dan zoetjes dommlen - 't Bestje is moe en zwak. Weer dwarrelt blank het wollig sneeuwgewemel. Het vrouwtje rept zich, 't wordt al sombr en laat. Met praatje en breikous zal geen buurvrouw komen. Maar zij, al zijn haar kindren in den hemel, Voelt hen nabij, 't is of zij met hen praat. 't Zal heerlijk zijn, bij 't knettrend vuur te droomen. Vorige Volgende