Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 120] [p. 120] XLV O winterboomen in de grauwe stad, Meedoogenloos verbannen uit de wouden! Eén vroeg zijn blaadren of zij vliegen wouden, Een ander heft zijn twijgen of hij bad Om ruimer lucht, om wilder wind, om gouden En rooden gloed, om ruischend regenbad. En de éen verkwijnt alsof hij heimwee had En andren schreien als gebogen ouden. Elk twijgje trilt gelijk een zwarte veêr, Den groenen stam ontrezen broos en teêr. O deernis wekken de arme heerlijkheden, Die niet behooren in de ónreine sfeer. O droeve boomen in de grauwe steden! Mocht ik u planten in uw lanen weer! Vorige Volgende