Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] XXXI Blauwgroen met weerglans blank zijn nu de kolen, Bleekgroen, de knollen, op het najaarsveld. In 't bronsgroen woud, doorruischt van windgeweld, Gaan bruine blaadre' als donkre vogels dolen, Maar vallen machtloos, mat, teleurgesteld. Geheimvol blinke' in 't luchtgrauw zilverholen - Plots vonklen ruitjes, rood als vuurge kolen, De zon weerkaatsend, die uit wolken welt. In 't zoevend woud, waar eiken tragisch vlammen, Verzinkt de voet in 't vochte mosfluweel. Als vleezen bloemen pralen vreemde zwammen, Reebruin, sneeuwwit, steenrood en zwavelgeel. Blank rendiermos verzilvert ranke stammen En windmuziek is meer dan Meigekweel. Vorige Volgende