Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 104] [p. 104] XXX Nu staan de varens vreemd oranje, goud, Rosbruin, bleekgeel, matzilver, teêr als veêren, Als wilden zij den Dood met schoonheid eeren, Den stillen Dood, die rondwaart door het woud. Als flarden purpr en goud van koningskleêren Fladderen neer de blaadren, moe en oud, In kalmen deemoed - geen die zich verstout, Zich tegen 't bange sterven te verweren. Vergeestlijkt praalt het bosch in rijker pracht Dan groen van lente of zomer 't ooit kon geven. 't Is of mijn ziel nu haar bevrijding wacht Van Dood, die meer geeft dan dit aardeleven. Aanzie hoe vroom de blaadren nederbeven. Mijn woud is rijp, Dood, slaak de blaadren zacht. Vorige Volgende