Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 99] [p. 99] XXV De boomen laaien, geel en vermiljoen, Als aardevlammen stijgend naar het puur En zondoordrenkt verheerlijkt heeml-azuur, Als vreugdevuren in d'Octobernoen. Doch streng daarneven, trotsch op eigen duur, Verrijst een bosch van denne- en larixgroen, Aan sterven manend, wanend ál te koen Dien overmoed van linde- en eikevuur. October viert zijn doodefeest, daarom Stak hij de boomen van zijn heiligdom Voor zijn brandstapel als flambouwen aan. En morgen steekt hij ál er mede in brand. En niets blijft over van die vlammenlaan Dan dorre blaadren, zwervende over 't land. Vorige Volgende