Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 90] [p. 90] XVI Rosbruin van rottend loof der aardevruchten, Opalengroen van winterkoorn en rapen, Fluweelig zwart van veld, waar vrouwtjes rapen Aardappels, - hoog daarboven, blauw van luchten, Verbleekend blank, waar blonde wolkenschapen Nog zwerven, - zwart, daarachter, vol geruchten Van vleugle' en harpmuziek van windezuchten, Het donker bosch, waar gaan de vooglen slapen. En als een grot vol vreemd geheimvol duister Nu lokt de laan - Ik durf niet binnentreden. Verstoorde ik niet den vrede van een Eden? O kon den wondren zin van 't woudgefluister Ik nu verstaan! Ik ga met trage schreden, Vol aandacht, langs het woud en wacht en luister. Vorige Volgende