Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] XIV Op 't bruin fluweel van 't rulgerooide veld, Waarachter, zwart, een muur van dennen staat, Verbrandt een blonde boer met rood gelaat Aardappelloof - De blauwe rook versmelt Met blanke herrefstdampen. Vroolijk slaat, Oranje en goud, de vlam, die 't vuur ontwelt En wappert als een vlag in 't windgeweld, Dat ál de boome' als harpen suizen laat. De scherpe rook van 't loof tot asch verbrand, Vermengd met d'aardegeur van 't akkerland En met den harsreuk van het mastenwoud, Wekt weer de erinnring aan mijn herrefstdroom, Vol droevig blij en bitterzoet aroom, Mijn verren droom, zoo vreemd en zoo vertrouwd. Vorige Volgende