Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 86] [p. 86] XII Daar rees uit de landen een blanke mist, Die heeft van de boomen de stammen gewischt. 't Is of hun verlangen nu zweven deê De kruinen al boven de nevelzee. Zij zweven zoo teeder, zoo herfstig mooi, In roode' en in goudenen stervenstooi. Zij zijn van den zomer en 't geven zoo moe. Nu willen zij weg, naar den hemel toe. O boomen! boven de nevelzee, Nu neemt mijn ziel naar den hemel mee. Vorige Volgende