Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 83] [p. 83] IX Nu is de boschgrond groen en geel en bruin, Donsweek van mos en ruig van beukenoten, Vol donkre zwammen, rosse bramenloten En gouden blaadren - 't lijkt een feeëntuin. Gezeefd door wolkengrijs komt licht gevloten Mat parelkleurig door de boomen schuin. En telkens tikkelt uit een ijle kruin Een nootje neer. - De hemel blijft gesloten. Op 't fijngespeerde bladbestrooide gras Nu buige' en knielen meisjes blond en knapen, Om mandje en zak met nootjes vol te rapen En roepen juichend wie er 't meeste las. Têer, langs de laan, is 't groen van koorn en rapen. In 't bruine ploegland blankt een regenplas. Vorige Volgende