Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] VIII Kastanjebruin zijn de omgeploegde landen, Rosgoud, de losgebonden haverschoven, Bleekblond, de stoppellanden, blank, daarboven, De moede hemel, bleek van 't zomerbranden. 't Is, blauw omwaasd, of naar elkander schoven De donkre boomen, die den weg omranden. Zij heffen plechtig koele bladerhanden En zuchten zacht - zou 't zeegnen zijn of loven? Met breede vleugelslagen zie ik wieken Een zwarten vogel naar den hemel - Zouden Zijn oogen zien de berkeblaadjes gouden Op 't veld gevallen als verwelkte zieken Of enkel 't fronsend ruig der sombre wouden En 't bruin en geel der landen-mozaïeken? Vorige Volgende