Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 79] [p. 79] V Zij staan gebogen over 't najaarsveld, Waar in opaalgroen plekken bruin fluweelen, Aardappels blonden, stengels welkend gelen, In 't blanke licht, dat mat door wolken welt, De man in 't blauw, de vrouw in 't rood en deelen D'arbeid getrouw. Al jaren ongeteld Zwoegden zij saam, tot de éen naar d'ander helt En, zonder woorden, niets ze elkaar verhelen. Zij staan gebogen in het schemerlicht, Dat, bleek en moe, de luchten komt doorzeven En heffen naar wie langs het land loopt even Tot weergroet stug het aardbruin aangezicht, Vol schrift van rimpels volgekerfd door 't leven, Dat héel hun zijn naar de aarde heeft gericht. Vorige Volgende