Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 78] [p. 78] IV Het doffe blond van pruimen doet mij droomen Van bleeke gele leeggemaaide landen, Appelerood, van tragisch avondbranden, Blauwzwart van druiven, van omwaasde boomen, Bronsbruine peren, tuimlende uit hun manden, Van dorre blaadren, die te vallen schromen - Nu drenkt mijn ziel met droeve herfstaromen, O koele vruchten in mijn warme handen! 'k Wil dwaas niet vragen of nu wederkeerden Mijn zomerdroomen met scharlaken bessen, Die in mijn hand alreê tot asch verkeerden. Laat u mij aan mijn brandende oogen pressen, Die 't lavend weenen al zoo lang verleerden, O koele vruchten! wil 't verlangen lesschen. Vorige Volgende