Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Van herfst en winter [pagina 75] [p. 75] I Grijze woudduif zong roekoe, Zong zoo roerend têertjes. Zoele boschwind woei mij toe Donzen duiveveêrtjes. Boschbes gaf mij takjes rood, Zilvren herrefstdraadjes. Berken wierpen me in den schoot Gele vlinderblaadjes. Eikels gaf mij de eikeboom, Groen met bronzen dopjes, Wazen blauw, de najaarsdoom, Regen, blanke dropjes. 'k Neem ze mee wel naar mijn cel, Al die woudegroetjes, Maak er van een liedje wel, Dat ik neurie zoetjes. Vorige Volgende