Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] XLII Het stofblond wegje, waar de linden bloeien, Verboscht alreê van dorrepsstraat tot laan. Vogels en kindren zijn al slapen gaan. In 't verre weiland loeien droef de koeien. Een meisje in 't blauw komt in haar tuintje staan, Om ridderspore' en rozen te besproeien. Het water vonkt, de gouden ruitjes gloeien. Er waait een geur van linden, roze' en graan. Door 't gele mul gaan houtbeladen karren, Vanwaar het woud van starre zwarte sparren Mysterievol sluit áf den horizon. Een hobo zingt in éen der lage huizen En mengt zijn lied in 't zachte lindensuizen - In 't woud van sparren daalt de roode zon. Vorige Volgende