Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 66] [p. 66] XL Vlasblonde kindren klompenklotsend talmen In 't lindenlommer van de dorrepstraat. Bij traag gepoets van koopren huisgeraad, Eentonig zingt een boeremeisje psalmen. Zwaar zwoegend, voegt een pomp, die moeizaam gaat, Haar droef gekreun bij 't langgerekte galmen. Een tortel treurt en, roepend naar den kalmen Gesloten hemel, hoor 'k een schaap, dat blaat. De grijze lucht is zoel van linde-aromen. Gedempt door wolken, smeult de zonnebrand. Wat droppels tikklen op de stille boomen En spatten kuiltjes in het mulle zand. - 'k Wou sluimren wel, ik ben te loom voor droomen, Maar warme tranen vallen op mijn hand. Vorige Volgende