Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 63] [p. 63] XXXVII Nu zijn de wolken blanke marmergoden - Walkuren, ijlende op haar witte rossen - Granieten sphinxen, woestenij-kolossen - Reuzige draken - helden, die hen dooden - Een breedvertakte boom, waar zilvren trossen Van plukken witgewiekte hemelboden Met wapprend haar - 't is of zij mij die boden, Mij van den waan des levens te verlossen. In 't ruige heigras, onder donkre boomen, Lig ik maar stil de wolken aan te schouwen. Paars bloeit de hei, de lucht is vol aromen. Ik strek de handen, moe van 't vroom zich vouwen. Zal met dien tros een engel tot mij komen, Die heen mij brengt naar hemelsche landouwen? Vorige Volgende