Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 55] [p. 55] XXIX De woeste Wind komt zoevende aangevaren Van uit den pijn, die als een donkre toren Het veld bewaakt - Hij rent door 't roggekoren En blaast er bolle zilverblonde baren. Hij delft er kuilen, ploegt er diepe voren. Dan streelt hij speelsch de gele korenâren, Als een verliefde, lange meisjesharen, Zinkt weg in 't graan - en ligt in slaap verloren. Nu zwelt het veld van vredig ademhalen, Tot de avondzon laat gouden rozen dalen, Die kussen Wind weer uit zijn droomen wakker. Dan speelt hij weer tot moeder Nacht komt halen Naar 't sluimrend woud haar moegestoeiden rakker En houdt hem zoet met sprookjes en verhalen. Vorige Volgende