Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] XXVII De bloementuin vol vogeltierelier, Voor 't huisje, blank met groene en roode blinden, Waar schaduw wemelt van geschoren linden, Praalt zomermooi met roze en violier En duizendschoon en leeuwebekje en winden. En vóor het raam, waar roode lintjes binden Witte gordijntjes, vlamt een anjelier. Een zonvonk vlindert op de zilvren klampen Van 't Bijbelboek, waar 't grijze Grootje in las. En de avondzon verguldt de blanke dampen, Die droomig rijzen uit het weilandgras. En 'k hoor van verre een paardje hoevestampen En eendjes kwaken, plonzende in een plas. Vorige Volgende