Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 52] [p. 52] XXVI De lucht is loom in 't zonnig dorrepsstraatje. Een orgel deunt, een meisje danst, vol zwier. Een blonde vrouw bewondert: - ‘Krek een plaatje!’ En werpt haar kersen toe voor bellensier. Aan 't hegje leunt de buurvrouw, om een praatje: Haar bladgroen deurtje liet zij op een kier. Zij knikt en lacht naar 't blozend blij gelaatje. De lucht is zoet van hageroze en vlier. 't Wordt tijd voor school, maar 't kind wil enkel hooren Die vlugge wijs, bekorend wonderbaar. Het blauwe haarlint, als een bloem in 't koren, Danst vroolijk mee in 't waaiend gele haar. De roode kersen benglen haar langs de ooren, Als roode mondjes zoenen zij elkaar. Vorige Volgende