Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 47] [p. 47] XXI De zaaier stapt door 't bruine land en laat In alle voren, die als monden zijn, De zaden reegnen als een blonde wijn, Een offerwijn, waar de aard voor opengaat. Wijd waait het zaad gelijk een sproeifontijn, Waar stapt de zaaier als op trage maat, En 't lijkt mij meer dan zeegnend korenzaad: 't Lijkt zaad van zon, in goud van zonneschijn. Weldra zal rijzen uit den donkren grond Het ritslend graan, eerst groen, dan zonneblond. Dan komt de maaier, in het morgenrood En velt die weelde voor der menschen mond. En 't graan, als Christus, die zijn liefde bood, Door eigen dood wordt levengevend brood. Vorige Volgende