Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] XVIII Nu is het windbewogen Meistruweel Een groene zee, die d'oever overplast Met kruivend schuimend golfgedein - Eén mast Rijst, rank verheven, boven 't blij gespeel. Ik vlij mijn hoofd wel hoopvol aan zijn bast. Met smeekend vrome loome vingren streel Ik 't bruine ruig van hei, het goudfluweel Van mos - maar 'k voel me een ongenoode gast. O bosch! mijn bosch! herkent gij mij niet meer? Ik liep te zingen van mijn lieven droom, Ik lag te rusten aan uw heidezoom, Gekust door wind, gewiegd door suizen teêr. Verstoot mij niet, nu 'k beef van leed en schroom. Neem me in uw armen, nu ik wederkeer. Vorige Volgende