Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 42] [p. 42] XVI De kleine meisjes, roze en blauw En malve en blank, in avondgrauw, Met wapperharen blond en bruin, Die rondedansen in den tuin. Een lijster fluit bij 't slapen gaan. De prille witte lentemaan Ligt op het veld van lente-azuur Gelijk een zicht van zilver puur. De knoppen zwellen aan den boom En 't slepend lied klinkt als in droom. Ik hoor: - ‘Wij steken 't huis in brand!’ Dat was mijn huis in Droomenland. De kopjes buigen, blond en bruin, De handjes zaamlen asch en puin, Dan blij verzoenend klinkt het slot: Zij bouwen op 't vernielde slot. O kleintjes in de schemering! Uw kleedjes licht, uw zoet gezing Doen droomen van een elfenstoet, Die wie in nood is helpen moet. Van 't brooze puin, dat zonk in 't zand, Bouwt óp mijn huis in Droomenland! Vorige Volgende