Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] X Op het plein, waar zonnestraten monden, Drijven jongens duizelvlugge tollen. Zweepjes klappen, rappe voetjes hollen, Kreten schallen schel uit rozen monden. Kleine kleuters lachend rollebollen, Onder boomen, die hun kruinen ronden, Op het gras, waar crocuskelken blonden, Aardevlammen, die tot bloemen stollen. Meisjes slingren, met een zoet refreintje, 't Cirklend springtouw voor een rij kornuitjes, Wapperhaar verguld door zonneschijntje. Takkenschaduw teekent ronde ruitjes, Lentevogels roepen fluitgeluidjes - O nu blij zijn als zoo'n juichend kleintje! Vorige Volgende