Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 35] [p. 35] IX Kleine meisjes, in het blij plantsoentje, Slingren 't springtouw in een blonden boog. Heel een stoet komt dansen: Bruinlok, Koentje, Rooswang, Goudhaar, Lachmond, Schitteroog. Bukt er éen naar 't lint van 't blinkend schoentje, Als een vaantje flapt heur haar omhoog. Vroolijk geeft op elke wang een zoentje Lentewind, die uit den hemel vloog. Merels lokken met hun lentefluitjes, Crocus geelt in gras lijk groene vlos, Wolken zeilen, blanke hemelschuitjes, 't Bruin der boomen wordt al blond en ros. Grijze muschjes kwettren kusgeluidjes, Zonnestralen zoenen knoppen los. Vorige Volgende