Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] III 'k Bleef, héel den dag, in 't blonde knoppenwoud, Om 't lentewonder hoopvol te verbeiden. - O heilig uur na 't lange voorbereiden! O de eerste boom, die blaadren openvouwt! Maar hoe de gouden zonnestralen vleiden, Geen knop sprong open aan 't belovend hout, Gesloten hand, die bang gevangen houdt De gave Gods, verleend tot mild verblijden. Teleurgesteld, vol droeve' ontwijdingsschroom, Van 't onbeloonde beiden moe en loom, Zocht ik mijn kluis, omneveld al door avend. Toen, half in sluimer, hoorde ik, als in droom, De lenteregen nedersuizen lavend En ópenkussen 't loof van elken boom. Vorige Volgende