Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 21] [p. 21] XIV Ik wou dat ik vond de tooverfluit, De fluit van de Noorsche legende! Hoe wiegde ik in slaap met wondergeluid De haat en dë oorlogs-ellende! Als de kleine Knut, die het fluitje vond, Door de Reuzejonkvrouw verloren, Zou ik fluiten mijn lied met bezaligden mond: Héel de wereld zou het bekoren. Drie tonen maar had die tooverfluit En wie d'éenen hoorde moest weenen, Wie den tweeden hoorde moest lachen luid En zijn haat was voor áltoos verdwenen. En floot hij den derde' en 't was oorlog in 't land, En al waren 't de wakkerste knapen, Hen vielen de wapenen uit de hand, Beide legers lagen te slapen. En de wapenen borg hij behendig en stil En dan zong er zijn fluit hen weer wakker. En zij weenden van liefde en van goeden wil, In den vijand herkenden ze een makker. Dan liet hij hen lachen, zoo blij en zoo teêr, Den lach, die het hart komt verwarmen. En de vijanden waren geen vijanden meer En zij vielen elkander in de armen. O wie zal er nu vinden de tooverfluit, De fluit van de Noorsche legende? Wie zal wiegen in slaap met verzoenend geluid De haat en dë oorlogs-ellende? Vorige Volgende