Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 19] [p. 19] XII Als blanke bootjes drijven stil en zacht De ranke zwanen in den zilvren nacht. Plots dringt een woeste horde in 't slotpark. Wreed Grijpt vast een ijzren hand een zwaan. - Een kreet, Een vleugelkleppen, dan de ranke strot Voor eeuwig stil. Met wilden lach van spot, Om 't blij ontwijden van wat heilig was, Worgt elk soldaat een zwaan. De vijverplas Ligt leeg te blinken in het zuiver licht Der zomermaan. 't Verdierlijkt aangezicht Bloedrood van drank en lust, werpt neer in 't gras Den blanken buit, die eertijds heilig was, De menschendooder, moordend op bevel, Wien niet verblijdde 't sierlijk waterspel Der eedle vogels, vroolijk nu geslacht, Om voor den krijg te geven nieuwe kracht. Als blanke maagden, in haar slaap gedood, Bloeden de zwanen - 't Lauwe bloed verft rood Het maanverzilverd dauwbeflonkerd gras En lekt bij beken in den vijverplas, Terwijl het vuur, dat óplaait rood en fel De groep belicht met vlammen uit de Hel. Vorige Volgende