Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 15] [p. 15] VIII De raven klapwieken, zwart en zwaar. Luid krijschen de raven en roepen elkaar. - ‘Naar het slagveld! Voor allen genoeg zal er zijn. De menschen bereiden ons heerlijk festijn. Geen zoeken, deez winter, naar voeding schraal! De menschen, die zorgen nu zelf voor ons maal. Komt! laten wij strijken in 't Oosten neer! Daar zijn bergen van lijken! en morgen nog meer! En ook in het Westen is overvloed. De lucht is vol reuken van menschenbloed. O wel zoet is de reuk in den wind, die er waait! Héel de wereld ligt er met lijken bezaaid. Wij vernielen elkaar niet, als 't menschelijk beest, Dat zijn broedren gaat moorden als toog het ten feest. Wij zijn wijzer, wij azen eendrachtig op buit. Komt! wij priemen de lijken dë oogen uit.’ Vorige Volgende