Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] VII O zoo blank spreidt haar licht op de bloeiende hei De maan, als voor feeën- en elfenrei. O de nacht is zoo zacht als een engeledroom En de geur van de hei lijkt wel hemel-aroom. Op de bloeiende hei, in den maneglans, Zweeft, in wazige waden, geen elfendans. Drie heksen, die roepen elkaar bij den naam En zij dansen en haken haar klauwen saam. - ‘Hei Oorlog!’ - ‘Hei Honger!’ - ‘Hei krankheid vol pijn! Hei! laten wij dansen en vroolijk zijn!’ En de éene is in 't rood en zij druipt van bloed. - ‘Hei zusters! mijn rijk komt! nu krijg ik het goed.’ En de tweede is in lompen, een rammlend skelet. - ‘Hei zusters! mijn rijk komt! mijn wil is nu wet.’ En de derde verspreidt, in het maanlicht blank, Rond haar rottenden mantel een nevel van stank. - ‘Nooit,’ krijscht Oorlog, ‘nooit vierden wij heerlijker feest. Ik toover den mensch om in bloeddronken beest. O wel zoet is muziek van trompet en van trom, Maar nog zoeter gedonder van springende bom En gejammer van vrouwen, die vluchten, bij nacht, Van gemartelde maagden, vertrapt en verkracht! [pagina 14] [p. 14] 'k Heb de schatten der wijzen gestoken in brand, Op de kerken der vromen de vuurvlag geplant. De straten, de stroomen zijn rood van bloed, Ik heb de aarde met bergen van lijken gevoed.’ - ‘O maar ik dan!’ lacht Honger, ‘ik folter zoo fijn. Ik laaf menschen met tranen, als eenig festijn. O 't geweeklaag van kindren, die schreien om brood, Waar vermoord is de moeder, de vader gedood!’ En de derde, die grijnst: - ‘O mijn werk is het best’! Uit de stank van het slagveld bereid ik de pest. ‘Vader Satan zal juichen, wij spelen zijn spel, Hei zusters! komt mee nu! 't is feest in de hel!’ Vorige Volgende