Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 12] [p. 12] VI Aan 't zwarte kruis zag ik den Christus weenen En van zijn doornkroon vloeien 't roode bloed. - ‘Ik gaf mijzelf, vol liefde en stervensmoed, Om tot éen volk de menschheid te vereenen. Nu klinken haat en boosheid mij voorgoed Aan 't martelkruis. Wat kan mijn God nu meenen? Heeft dan vergeefs mijn liefdezon geschenen? Heb ik vergeefs voor áller schuld geboet? Bloed kleurt de stroomen rood, de steden laaien. Schijnvroom ontwijden ze, in hun hoogmoedswaan, Mijn maal van liefde, hopend God te paaien. Voor 't broedermoorden roepen mij zij aan. Zij zaaien wind, zij zullen stormen maaien. Wie grijpt naar 't zwaard zal door het zwaard vergaan.’ Vorige Volgende