Nieuwe verzen(1920)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] V En Christus sloeg den mantel voor 't gelaat En weende - Ik knielde bevend bij hem neer. - O weent gij om de menschheid, wie weleer Uw liefde kwam verlossen van het kwaad? Wee 't volk, dat, roekloos u bedroevend, Heer, Uw tranen als een regen vloeien laat, In moordgezinden woesten broederhaat Verkeerend boos uw reine liefdeleer! Zij plegen heiligschennis aan uw brood En aan uw wijn, zij maken 't blauwe zwerk Van moordrook donker en van vlammen rood. Zij bidden u, te zeegnen 't hellewerk Der waapnen, juublend danken ze u voor dood! Dat doen ze, o Christus! in uw liefdekerk. Vorige Volgende