Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 195] [p. 195] XCIII. Verrezen Dooden. De levenden zijn dood - de dooden zijn verrezen. De levenden zijn ver - de dooden zijn nabij. Zij nemen zacht mijn hand en wandlen aan mijn zij. O schimmen van mijn jeugd! wat kan ik voor u wezen? O schimmen droef en stil! wat wilt gij dan van mij? Uw blik is bleek en blind, ik kan er niet in lezen. - O 'k word hun willoos ding! o 'k voel me als éen van dezen! - Mijn dooden, 'k blijf u trouw, maar laat mij eindlijk vrij! [pagina 196] [p. 196] O laat mij zingen blij van zon en lenteblauwen, Wijl om te zingen God mijn ziel op aarde zond En ik niet zingen kán als ik altijd moet rouwen. Zij wijken, grijs in 't grijze. - En zuchtend zie ik rond. Nu volgt me alleen, gedwee, met oogen vol vertrouwen, De roerend-lieve schim van mijn getrouwen hond. Vorige Volgende