Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 193] [p. 193] XCII. Beker. Al lang geleên loste óp in ijle atomen De hand, die eens mij bood dien brozen beker, De machtige Alvernieler Dood. - En bleeker Al week uw beeld in nevelland van droomen. Nog brak de vleugelslag van tijd, die breker Van heil'ge vazen, déze niet. Vol schromen, Vulde ik met rozen 't rein kristal - aromen Ontroeren vreemd mij, ziele-aromen zeker. [pagina 194] [p. 194] O bloeien weer uw lippen en uw wangen In 't vlammend rood der kranke graverozen, Gevoed met al het bloed van uw verlangen? Omzweeft me uw ziel als die der vredeloozen? - O lieve ziel! ik houd u niet gevangen. Wiek óp in 't blauw, ach! blijf bij mij niet poozen. Vorige Volgende