Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] XC. Stygmaten. Toen voelde ik plots de luchten zoevend beven En, blinkend blank, door 't blauw der hemelbaren, Kwam, reuzegroot, een Engel aangevaren, Geweldig, de oogen streng en vol verheven Geheim den stillen mond en rond de haren De hemellelies, die al-eeuwig leven. En op mijn armen, smeekende opgeheven, Brandde hij woorden, die als vlammen waren. [pagina 190] [p. 190] Doch huivrend riep ik: - ‘Engel, wil mij duiden Den vreemden zin dier wondere stygmaten, Opdat ik weet hoe Gods bevelen luiden. Ik weifel zeer - wat moet ik doen of laten? En 'k was toch éen der Geest-verkoren bruiden.’ Doch de Engel, zwijgend, had me alreê verlaten. Vorige Volgende