Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 187] [p. 187] LXXXIX. Vonnis. Toen bracht mijn droom mij in een hooge zaal, Vol zilvergloed, waar, aan een blanken disch, De bleeke dooden, die zoo noode ik mis, Verengeld, zetelde' aan een geestenmaal. Verblind door licht na weene' in duisternis, Duizelde ik bang - vervreemd van hemeltaal, Durfde ik niet spreken: - ‘Daalde hier de Graal En langt geen hand mij liefde-lafenis?’ [pagina 188] [p. 188] Toen sprak de doode, die mijn speelnoot was: - ‘Een Engel is gekomen - en ik weet Uw zonde nu, waarbove' als bloem en gras, Uw weemoedslied gij bloeie' en wuiven deedt, Doch onder bloemen ligt een handvol asch. Ga heen van ons, keer weer naar zonde en leed.’ Vorige Volgende