Bleeke luchten
(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend
[pagina 170]
| |
[pagina 171]
| |
Verdiende ik wraak van booze macht,
In plagen vondig?
Ik werd te zwaar met wee bevracht -
Ik voel mij zondig.
Als bange vogels, voór de bui,
In bevend zwijgen,
Die fladdren heen van huizepui
Naar loovertwijgen,
Dan duizeljagen door de lucht
Vol donderdreigen,
Dan schuilen, moe van schrik en vlucht,
- Ik hoor hun hijgen -
De boom, die wel beschermen wil,
Zal 't onheil weren.
Zij bergen 't kopje, vroom en stil,
In de eigen veêren; -
| |
[pagina 172]
| |
Zoo zie ik zoeken, bang ontrust,
Een wijk voor onweêr,
Mijn zangen tot hun vleuglen kust
De liefdezon weer.
Zij vliegen naar mijn huis van jeugd -
Vol leege kamers.
Zij vliegen naar mijn tuin van vreugd -
Daar kloppen hamers.
O komt maar schuilen in mijn schoot!
O laat u vangen!
Mijn kleed is wijd, mijn hart is groot,
Mijn zachte zangen.
Ik ben uw sterke trouwe boom.
Geen haat zal deren.
Verberg' uw teêre kopjes vroom
In de eigen veêren.
|
|