Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 158] [p. 158] LXXVI. Winterdag. Deze arme wereld zal van koû verstarren. Mijn huivrend hart verstijft van wereldkoû. Te ver voor warmte barnen koel de starren. Waar vlamt de liefde, die mij redden zou? Al kon ik ál de wereldraadsle' ontwarren, Verheven kalm, ik bleef de bleeke vrouw, Die van héel de aarde, waar beloften sarren, Van héel het leve' alleen maar liefde wou. [pagina 159] [p. 159] Verberg met fulp die ijs-bebloemde ruiten En breng mij rozen, rood als zomerbloed En tulpen, geel en purpr als vlammen! Buiten Huilt wild de wind als éen die schreien moet Van pijn onduldbaar. - O nu de oogen sluiten En droomend sterve' in roze- en vlammegloed! Vorige Volgende