Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] LXXIII. De bank in 't Bosch. Mijn voeten woelden in het welke goud, Dat van de al ijle woudgewelven zeeg. Verlaten lag de laan en heilig zweeg De rijpe herfst, die was al krank en oud. Toen zag ik, op een leege bank, met veeg Gelaat, een schim mij wenken, eens vertrouwd. Doch wen ik naderde, in het heesterhout Verdween de schim. - De bank leek droever-leeg. [pagina 153] [p. 153] Zoo, week van eerbied en erinnering, - Als in een kerkhof, waar ik aarzl en schroom Te ontwijden stof, een vreemd en zielloos ding, Dat eenmaal droomde, als wij, den levensdroom, En weende en liefde en zong en toen verging Voor eeuwig - zat ik neder, bleek en loom. Vorige Volgende