Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 113] [p. 113] LV. Droom. Ik hoorde schreien in mijn droom, zóo droef Dat ik van meelij beefde. - O wie zoo schreit Werd zeker 't leed der wereld opgeleid! Mijn schrijnend hart omprangde een wreede schroef. O kon mijn meelij redden wie zóo lijdt En lichten óp uit donkre hellegroef Naar gouden zon dat smartverwrongen stroef Gelaat, hoe triomfeerde ik, trotsch verblijd! [pagina 114] [p. 114] Ik strekte de armen uit, vol liefde. - ‘O 'k wil U helpen, zie, ik kom, neen, ween zoo niet!’ Toen schrikte ik wakker met een schrillen gil, Van doodzweet klam en rillende als een riet: Het was mijn eigen schreien. - Lang nog, stil Vloeiden mijn tranen als een lava-vliet. Vorige Volgende