Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] LIV. Eenzaamheid. Ik bouwde een hutje aan zoom van woud en wei En met de reeën speelde ik in het woud, Met duive en eekhoorn werd ik zeer vertrouwd. En zwevend danste een blanke maagdenrei De liedren na, die 'k vóorzong, week of stout, Bij droeve luit of blije veldschalmei, Op woudemos of weidegras, in Mei, In manezilver of in zonnegoud. [pagina 112] [p. 112] Doch eens verdwaalde ik, ver van de eigen kluis En 'k zag den vloed des Levens. - ‘Kom tot mij!’ Riep luid de stroom, ‘en bouw een drijvend huis, Dan draag ik ver u de enge hut voorbij.’ Nu vult mijn ooren 't roepend stroomgebruis, Bekorend meer dan spel of melodij. Vorige Volgende