Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] LI. Angst. Ik voelde sluipen, huiverstil en zacht, Tot waar ik lag, verlamd van vreeze, een week Vreemd vormloos wezen. - Zwoel als onweêr streek Zijn adem langs mijn lippen, waar de macht Van 't heerlijk godgeschonken Woord bezweek, Dat duivlen kan bezweren. - Zwaar bevracht, Zwoegde mijn bange boezem en de nacht Leek héel een lijdensleven eer hij week. [pagina 106] [p. 106] Doch wen, ten leste, 't fletse morgenlicht, Door grijze wolken, bleek en weenend, drong, Verrees ik - en volbracht mijn levensplicht. Maar zwijgen droef bleef ik, die áltijd zong. 'k Voelde op mijn boezem wegen zwaar gewicht En grijzen 't haar in de ijler lokkenwrong. Vorige Volgende