Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] L. Een Vonk. Ik vond een vonk in de asch van mijn verleden, Een roode vonk in grijs van dof Weleer. Verlangen ruischte vleugelwind, Begeer Blies bol zijn wangen. 't Vonkje, in de asch vertreden, Ontlook tot vlam, een klaproosblad zóo teêr. Laai hoog, o vlam! en 'k werp mijn hart vol beden, Mijn hart vol zang, dat wég wil van beneden, In godenvuur, dat schoonheid wee verteer! [pagina 104] [p. 104] Doch ván zijn vleuglen liet Verlangen vallen In 't roode vlamhart blanken hemeldauw. - De vlam bezweek. - Begeer stond vuist te ballen. Verlangen vlood, een stipje in hemelblauw. Hoe zal mijn lied nu zonnedronken schallen? Ik woel in de asch, van zoele tranen lauw. Vorige Volgende