Bleeke luchten(1909)–Hélène Swarth– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 97] [p. 97] XLVII. Uw Hand. Gelijk een doode lag uw bleeke hand Stil in de mijne, in bleeke schemering. En stervensgeur van welke bloemen hing Mijn vingren áan, aroom van Doodenland. Ik wist: weldra zou zinken, zielloos ding, Uw hand in álverslindend kerkhofzand, De droeve bloemen, op uw graf geplant, Nog voedend, tot zij héel in stof verging. [pagina 98] [p. 98] Wij zwegen bang, ik voelde zeer nabij Een huiverwind van vleugele' in 't vertrek. De smart, die kwam, was al te zwaar voor mij. Doch wen ik schreiend de armen naar u strek, Blijf vredig slapen, droom uw kindje blij. - Ik ween héel zacht, dat niet mijn klage' u wekk'. Vorige Volgende